De historie van de koepelkerk.
De eerste bewoners van het in 1565 gestichte dorpje Ruigenhil, het latere Willemstad, moesten het aanvankelijk zonder kerk doen. Bij de aanleg van het dorp was aan het einde van de Voorstraat een kerkhof aangelegd met de bedoeling daar eens een kerk te stichten. De toen nog rooms-katholieke bevolking kon voorlopig de mis bij-wonen in de gelagkamer van de gerechtsbode, daarna in een schuur.Toen in 1587 het stadhuis aan de dijk werd gebouwd, kon zij, inmiddels tot het protestantisme overgegaan, van dit gebouw gebruik maken.
In 1586 beloofde prins Maurits een startsubsidie van 600 gulden voor de bouw van een kerk, maar pas in 1590 kreeg de Willemstadse meester-metselaar Andries de Rooij opdracht om een ontwerp voor een kerk te maken. Dit ontwerp verdween echter voorlopig in een la. Op 2 augustus 1594 werd aan de Middelburgse timmerman meester Adriaan de Muyr opdracht gegeven een ontwerp in dienen. Zes weken later stuurde hij al per schip een houten model van de kerk. Niet bekend is of hij dat vervolgplan van De Willemstadse Koepelkerk gebaseerd heeft op het vorige plan van De Rooij, maar waarschijnlijk heeft hij alleen de kap ontworpen.
Als derde werd ingeschakeld de Dordtse steenhouwer Coenraet van Norenburch. Deze vergrootte het model van De Muyr en voegde er een toren aan toe. Hierna werd Andries de Rooij weer ingeschakeld, die het defintieve plan maakte.
Prins Maurits gaf voor de bouw van de kerk een totale subsidie van ƒ7000, overigens uit de hem toekomende Willemstadse belasting gelden. Hij herhaalde bij de toekenning hiervan zijn wens dat de kerk in een ‘ ronde ofte achtcantige forme zal ende behoort gemaeckt te worden’.
De nieuwe kerk, die de eerste voor protestantse eredienst gebouwde kerk zou worden, moest zich onderscheiden van de meestal kruisvormig gebouwde katholieke kerken. Ook moest aan de eis worden voldaan dat van alle plaatsen de kansel gezien en de preek gehoord moest worden. In 1596 werd een aanvang gemaakt met de voorbereidingen voor de bouw.